terug naar intro

Yvonne Struys
The artwork of Yvone Struys

Op de meest uiteenlopende plekken, in onverwachte situaties en in soms barre omstandigheden maakt Yvonne Struys haar zoektochten. Zij kiest haar reisdoelen bewust, maar of zij nu naar het hoge Noorden trekt of een reis onderneemt in de geest, zij laat zich steeds weer verrassen door haar ontdekkingen. Graag volgt ze de oude paden uit de geschiedenis en luistert naar de mythen en volksverhalen.

Ze verzamelt liederen van het land en laat zich inspireren door de muziek. Haar voorliefde gaat uit naar oude en doorleefde materialen met een geschiedenis van zichzelf. Zij verwerkt die en voegt er taal aan toe: een strofe uit een gedicht, uit een heldenepos of een lied. Door ze ineen te vlechten schept ze een nieuw verhaal, ongeschreven en ongekend. De beschouwer alleen kan het vermoeden. Het is een verhaal over goden, helden en heiligen die strijden om het bestaan, over de beproevingen en de innerlijke conflicten van de mens.

Maar niet alleen daarover, het gaat ook, en misschien nog meer om het streven, het zoeken en het verlangen naar rust en inkeer. In de titel van haar installatie ' De weg is zo swoar, en zo wied en zo veer' herkent een Groninger een strofe uit een Driekoningenlied, maar in het werk herinnert niets aan de drie wijzen uit het oosten. Hier zijn oude paardentuigen, zadels en turfbroden samengebracht tot een verstild kunstwerk dat herinnert aan de geschiedenis van de turfstekers en de zwoegende paarden die de turfschuiten voorttrokken. De geschiedenis is door dit werk uit de tijd getild en herschapen in een verstilde terugblik op de beproevingen.

De ruigheid en de verlatenheid van de Orkney's en de Hebriden spreken tot de verbeelding van Yvonne Struys. Haar werk 'Soft piled centuries'- een citaat uit een gedicht van de dichter Seamus Heaney- is een ode aan de lange wordingsgeschiedenis van het turfland. Keltische gedichten en legenden die dreigen te verdwijnen in de oceaan van de tijd, heeft zij opnieuw tot leven gebracht; citaten duiken als wrakstukken in haar werk op.

Zo verwijst ' Wrecks in blue water' naar een Gaelic gedicht. Het is een schildering op handgeschept papier, met een reliëf dat aan de met dierenhuiden overtrokken houten spanten van oude schepen herinnert. In de diepte liggen zij in het intense blauwe water, enkele verstilde tekstregels van het gedicht stromen langs. Over de stilte gaan de titels van haar werk, direct of indirect: ' De plek van de stilte' en 'Geluid is gestokt in de tijd'.

Typerend is haar werk 'Inkeer', een installatie vervaardigd van oude zware zeilen, werkelijk groots van afmeting. De kunstenaar heeft ze bedrukt met teksten van Celan, met delen van psalmen en gezangen en met afbeeldingen van voeten, al zoekend, dwalend en zich afzettend. De oude, ambachtelijk vervaardigde zeilen hebben een lange staat van dienst achter zich, nu zijn ze getransformeerd tot hemelwijzers waarop religieuze teksten en blote voeten zoeken naar een spirituele, hemelse verbinding. De voeten van de goddelijke Atè, de onheilsgodin, de krachtige, de razendsnelle, dochter van Zeus, zijn te vinden op een driedelig doek, getiteld 'Atè'. Ze lijken te dansen, op welke muziek? Ze zijn ontroerend en raadselachtig. De bronzen voeten van het werk 'Hink-stap-sprong' lijken de gewone zwaartekracht te ontstijgen. Het werk van Struys is een confrontatie met een geheimzinnig gebied dat op de drempel ligt naar een wereld waarin zich een strijd afspeelt, waar goden naar de aarde lijken te dalen en de aardse krachten naar de hemel reiken. Wat zij vastlegt met haar werken zijn aangrijpende getuigenissen van de momenten waarop de strijd even gestaakt wordt en alles de adem inhoudt, waarin alles anders wordt. Ze zijn tijdloos in hun eigen ruimte en maken de indruk van visionaire drempelmarkeringen naar de eeuwigheid.

tekst: Jana Loose

In far-off places, in unexpected situations and under sometimes bleak conditions, Yvonne Struys makes her explorations. Although she picks her goals conscientiously, whether travalling up North or journeying in the mind, she always allows herself to be surprised by what she discovers.
She likes to trace the ancient paths of history, to listen to myths and folk tales.
She collects the songs of the land and feels inspired by their music.
Struys has a marked preference for old and worn materials with a history of their own.

In using them, she imbues them with language: a stanza of a poem, some lines from epic tale or song. By interweaving these elements she creates new stories, ones wich have never before been written down or told. Once about which the spectator can only surmise. They are about gods, heroes, saints and their existential struggle-about the ordeals and inner conflicts of mankind.
But what they are also, and more particularly, about, is the pursuit, the quest, the yearning for serenity and introspection.

The title of her installation ‘the road is so hard and so long and so far’ will be recognized in the province of Groningen as a line from an old Epiphany song, but nothing here recalls the three wise men from the East. Old, worn-out harnesses and saddles of horses and peat bread have been combined into a ‘still life’ which evokes the history of the peat cutters and af the toiling horses that hauled their barges.

The installation raises that history above its temporality, reccreating it into a silent retrospective of hardship.
The rough isolation of the Orkneys and Hebrides also appeals to Yvonne Struys’s imagination. Her ‘Soft piles centuries’-which title is a quotation from Orkney poet G.Mackay Brown- is an ode to the long genesis of those peatlands. In works like these, fragments of Celtic poems and legends, which were being submerged forever by the ocean of time, resurface like pieces of wreckage.

Thus, a Gaelic poem is referred to by the title ,Wrecks in blue water’.This is a painting on handmade paper with an uneven imprint, like the hide-covered hulls of old ships. The ships are stranded down there, in the intensely blue water, while some silent lines of text come floating along. That silence is also, drectly or indirectly, referred to by the titles of her ‘The place of silence’ and ‘Sound has faltered in the depths of time’.
Highly characteristic is her installation ‘Repentance’ which was created from old, heavy sails of truly epic size. On these she printed lines of poems from Celan, fragments of psalms an chants, and images of searching, wandering, pushing feet.

Those aged, hand-made sails have passed their term of service; now they are transformed into divine signs on which religious texts and bare feet seek to establish the connection with the divine. Other feet, those of the divine Ate, the powerful one, the swift one, goddess of calamity, daughter of Zeus, are seen in the triple canvas that bears her name. They dance, but to what music? These feet are both endearing and puzzling. Then again, the bronze feet in her ‘Hop-skip-and-jump’ appear to be rising above the confines of gravity. We are confronted here with a mysterious region on the very threshold to a world of strive, where the gods seem to be reaching down to earth while the earthly powers seem to be reaching up to heaven. She creates solidifications of those touching, brief moments when that combat appears to be arrested for a while, when everything holds its breath, when changes are about ot occur.
These works are like timeless presences in their own space, where they exist as visionary markers of a threshold to eternity.

Jana Loose.